Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 55     

Psalmen

Index

Hoofdstuk 56

Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.

Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.

Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!

Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.

In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?

Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.

Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.

Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!

Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?

Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.

In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.

Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?

O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden;

Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden?

Psalmen 57

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001 by johnhurt.com